Het is belangrijk op te merken dat het belichtinsgetal geen directe
maat is voor hoe de film reageert op het licht, omdat het belichtingsgetal
onafhankelijk is van de filmgevoeligheid. Het is een maat voor de
absolute hoeveelheid licht die de film bereikt.
De diafragmainstelling op een cameralens bestaat uit een reeks cijfers die
elk ongeveer een factor 1.4 (de wortel uit 2) van elkaar verschillen. Deze
getallen heten de f-stops en elk verschil in f-stop geeft een factor 2
verschil in de hoeveelheid licht die door de lens komt. Dit is omdat het
diafragma de effectieve diameter van de lens is die je gebruikt, en een
factor 1.4 verschil in diameter geeft een factor 2 verschil in oppervlakte.
Het is de oppervlakte waar de hoeveelheid doorgelaten licht mee schaalt.
Daarom zijn alle diafragmagetallen op een lens aangegeven met waarden die
een factor 1.4 verschillen.
|
Het belichtingsgetal of lichtwaarde, vaak aangeduid met LW (voor lichtwaarde)
is een maat voor de hoeveelheid licht die de film bereikt tijdens een opname.
Het bevat de sluitertijd en het diafragmagetal, die samen de absolute hoeveelheid
licht bepalen die de film bereikt.
De lichtwaarde is als volgt vastgelegd:
LW = 2Log (F2 / t)
F is het f-stop getal ofwel de openingsverhouding: bijvoorbeeld bij f/11,
F=11.
t is de belichtingstijd of sluitertijd in seconden.
LW = 0:
Een belichtingstijd van 1 seconde bij f/1 geeft 2Log (1) = 0
Voorbeeld: je bent
lichtende nachtwolken
aan het fotograferen. De lichtmeter zegt dat de lichtwaarde LW=-2
is bij 100 ISO. Je kunt maar kort belichten, zeg maximaal 16 seconden, want de
wolken bewegen snel. Dan ligt het diafragmagetal meteen vast:
-2 = 2Log (F2 / 16)
F2 / 16 = 2-2 = 1/4
F = 2
Je hebt dus bij 16 seconden belichtingstijd en 100 ISO film een diafragma
van f/2 nodig.
Stel nu dat je een groothoeklens aan het gebruiken bent (NB: de brandpuntsafstand
van de lens heeft geen invloed op de belichtingstijd of diafragmagetal, want
het diafragmagetal is hiervoor reeds gecorrigeerd op de lens zelf!). De lens
heeft een maximale diafragmaopening van f/2.8. Omdat het een groothoeklens
is wil je eigenlijk niet een groter diafragma dan f/5.6 gebruiken om de
vignettering en onscherpte aan de randen van de foto tot een minimum te
beperken. Je hebt dan de keus om ofwel een snellere film te gebruiken, of
langer te belichten. Een langere belichtingstijd geeft bewogen wolken, en
een snellere film heeft een lagere resolutie. Je moet dan kiezen wat je
belangrijker vindt. Stel dat je denkt dat dat de belichtingstijd is, en
dus niet langer dan 16 seconden wilt belichten. Dan:
LW = 2Log (5.62 / 16) = 2Log 2 = 1
Dit is maarliefst 3 stops onder de gemeten lichtwaarde (1-(-2)=3),
omdat je LW = -2 bij 100 ISO met de lichtmeter mat.
In dit geval zou ik de 16 seconden in 32 seconden veranderen, omdat het
een groothoeklens is dus de bewegingen in de wolken zie je minder snel. Ook
zou ik dan een film van 400 ISO gebruiken, die twee stops
gevoeliger is dan 100 ISO. Dit is een goede oplossing tussen
onscherpte, resolutie, en lensfouten. Als je een telelens zou gebruiken,
zou de belichtingstijd beslist kort moeten blijven terwijl het diafragma niet
zoveel uitmaakt (er is vrijwel geen vignettering of coma). Je zou in dat
geval dus kunnen volstaan met bijvoorbeeld 16 seconden belichtingstijd bij
f/2.8 en 200 ISO film.
De tabel hieronder geeft een aantal lichtwaarden als functie van de
belichtingstijd (vertikaal) en het diafragma (horizontaal). De tabel
kan natuurlijk in alle vier richtingen geëxtrapoleerd worden, hoewel
de waarden in de tabel voor de meeste weersverschijnselen wel voldoen.
|
f/1 |
f/1.4 |
f/2 |
f/2.8 |
f/4 |
f/5.6 |
f/8 |
f/11 |
f/16 |
f/22 |
f/32 |
60 s |
-6 |
-5 |
-4 |
-3 |
-2 |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
30 s |
-5 |
-4 |
-3 |
-2 |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
15 s |
-4 |
-3 |
-2 |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
8 s |
-3 |
-2 |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
4 s |
-2 |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
2 s |
-1 |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
1 s |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
1/2 s |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
1/4 s |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
1/8 s |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
1/15 s |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
1/30 s |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
1/60 s |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
1/125 s |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
1/250 s |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
18 |
1/500 s |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
18 |
19 |
1/1000 s |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
18 |
19 |
20 |
1/2000 s |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
18 |
19 |
20 |
21 |
[Lichtwaarden (LW) voor verschillende belichtingstijden en diafragma-openingen.]
|